Kort verhaal Artis met een twist
“Zullen we morgen naar Artis gaan Jan?”
“Als ik ergens een gruwelijke hekel aan heb, is het een dierentuin en Artis helemáál.”
“Jij wilt nooit ergens heen.”
“Ik wil overal heen, maar niet naar Artis.”
“En toch wil ik naar Artis.”
“Waarom?”
“Nou gewoon, de dieren bekijken.”
“Ik word gek van je.”
“Stel je niet zo aan. Waarom wil je niet naar Artis?”
“Dat weet je best. Ik vind het vreselijk om die arme stakkers in die kleine hokjes te zien zitten.”
“En als jij daar niet heen gaat, dan gaat het beter met ze?”
“Ongelofelijk, wat een redenering.”
“Daar kan je niet tegen op hé?”
“Nee.”
“Hoe laat gaan we mannetjelief?”
“Op tijd, ik wil ook nog even de stad in.”
“Waarom?”
“Wat eten bij Nam Kee en ik heb een nieuwe outfit nodig voor een ontmoeting met de schrijversclub.”
“Als ik het niet dacht.”
“Wat nóú weer?”
“Niks! Smerige egoïst.”
“Mooi!”
Ze zijn vorig jaar ook naar Artis geweest. Hij heeft het vreselijk gevonden. Na een uur staan ze weer buiten. Hij heeft een zware hoofdpijn gesimuleerd om weg te komen en nu moet hij weer. Hij neemt zich voor om zich beter aan te passen dan de vorige keer.
De sfeer, die als een verstikkende deken over hem heen valt, is net zo beroerd als de vorige keer. Ze lopen van het ene kleine hok naar het andere.
“Moet je kijken Jan! Die leeuw loopt mank.”
“Goh, reuze interessant.”
De tegenzin en het daaruit vloeiende sarcasme duikt weer even op.
“Weet je wat! Jij vindt er toch niets aan. Ik loop een rondje, ga jij maar op dat bankje zitten, als ik alles op mijn gemak bekeken heb, kom ik hier terug; niet weggaan dus.”
“Je bent een engel.”
Wat een opluchting, dat gaat wel erg makkelijk, denkt hij en gaat op een bankje zitten en kijkt naar de koning van de jungle. Een gedachte komt bij hem op: de maatschappij waarin wij rondploeteren is veel angstaanjagender en gevaarlijker dan de jungle, waarvan de koning hier, in zijn kleine kooitje zit.
De leeuw gaat ook zitten en kijkt naar hem. In gedachten begint hij een gesprek met de leeuw:
“Zo koning van de jungle, daar zit je nou voor schut.”
Tot zijn schrik antwoordt de leeuw: “Wie zit hier nu voor schut, jij die naar me komt kijken hoe ik hier wegrot, of ik?”
“Eh…ik.”
“Als je het maar weet, jij hebt de keuze en ik niet.”
“Dat is niet helemaal waar, ik heb ook geen keus.”
“Waarom niet, ik heb je toch niet gedwongen om hiernaartoe te komen?”
“Ik móét van mijn vrouw.”
“Wat een onzin, je moet helemaal niks.”
“Jij kent mijn vrouw niet?”
“Jawel hoor.”
“Wat een flauwekul, dat kan helemaal niet, we zijn vorig jaar hier voor de eerste keer naar toe gekomen.”
“Dat denk jij ja, stakkerig mannetje.”
“Wat zullen we nu krijgen?”
“Ze komt hier vaak hoor, ik vind het wel héél brutaal dat ze jou heeft meegenomen trouwens.”
“Wat bedoelt meneer de leeuw met zijn insinuaties?”
“Je hoeft niet sarcastisch te worden, ik kan het niet helpen.”
“Daar heb je gelijk in. Vertel, wat is hier aan de hand.”
“Ze bezoekt de reptielen, maar dan achter de schermen.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“Ik heb al te veel gezegd.”
“Lekker is dat, zeg wat je weet of had anders je kop gehouden.”
“Dat is schrikken hé? Je denkt nu natuurlijk dat je vrouw je bedriegt met de reptielen oppasser.”
“Dat dacht ik inderdaad ja.”
“Fout gedacht, het is de olifantenverzorger.”
“Wat ben jij ontzettend leuk.”
“Dat wordt je wel hier. Gek van meligheid word ik, de hele dag geen moer te doen. Ik ben het slachtoffer van jullie natuurvernietigings drang. En jij loopt vrij rond te dwalen.”
“Wacht eens even meneer de leeuw. Ben ik geen slachtoffer? Ik moet elke dag werken voor een hongerloontje en wat ik verdien wordt me afgepikt door een stelletje zakkenvullers in den Haag. De huur gaat omhoog, de ziektekosten gaan omhoog, noem het maar op. Ik zit ook opgesloten in een kooi, misschien niet zo klein als die van jou, maar het is hetzelfde. Je zoekt het maar uit, ik ga mijn vrouw zoeken.”
“Die ligt te ketsen achter het reptielenhuis. Dan weet je waar je zoeken moet.”
“Dag koning onder de humoristen. Hé, daar komt ze net aan.”
“Dag schat daar ben ik weer, zullen we de stad in gaan?”
“Wat heb je een kleur?”
“Dat komt door de zon.”
Zijn vrouw loopt voor hem uit naar de uitgang. Hij loopt al een tijdje naar haar te kijken, er is iets met haar aan de hand hij kan niet ontdekken wat het is. Opeens zie hij het, ze heeft haar truitje binnenstebuiten aan.