Boodschappen doen
Debby en Bram huren voor een week het vakantiehuis van Loes, een vriendin van de familie. Zij woont permanent naast de gite in Frankrijk.
Tijdens een wandeling denkt Bram na over een opening voor een verhaal. Dit avontuur is beschreven in: “De wandeling naar Mont Sabot”, die u kunt lezen op deze site. Dit verhaal is nu klaar en Bram wil het voorlezen aan Debby om te horen wat zij ervan vindt.
Om het overzichtelijk te houden, heb ik de tekst van het door Bram vertelde verhaal in schuinschrift gezet.
Boodschappen doen
“Debby, mijn verhaal is klaar. Tijdens de wandeling dacht ik eraan dat hier ooit Neanderthalers hebben rondgelopen. Daar heb ik het idee gekregen. Wil je het horen?”
“Is het niet te lang?”
“Valt wel mee.”
“Ja dus. Als ik het zat ben dan meld ik dat wel.”
“Je leeft weer lekker mee.”
Loes loopt langs om de geit te gaan verzetten.
“Loes, wil je ook mijn verhaal horen?”
“Ja Loes, wil jij óók zijn verhaal horen. Ben ik niet de enige die moet afzien.”
Bram reageert niet op de pesterij van Debby.
“Daar komt hij dan, het heet.”
“Wat is dat nu weer voor zin Bram, zoiets noem je een titel.”
“Jezus nog aan toe, houd ik dit.”
“Waarschijnlijk wel.”
“Oké, de titel is: ‘Boodschappen doen, een verhaal met een knipoog.’
Wat nou!”
“Niks.”
“Ik zie het aan je gezicht dat er iets is Loes.”
“Verhalen hebben geen ogen, laat stáán knipogen.”
“Snap je wat de titel wil zeggen?”
“Natúúrlijk.”
“Nou dan, taal is bedoeld voor communicatie en letterneukers moeten daar niet over zeuren.”
“Ik wist niet dat je kwaad werd.”
“Ik ben niet boos, maar wel héél erg diep gekwetst.”
“Kunnen jullie stoppen met dat gezever, zo kom ik er nooit vanaf.”
“Sorry, Deb.”
De laatste 50.000 jaar is er op sommige gebieden, nauwelijks iets veranderd in de verhoudingen tussen vrouwen en mannen. Een van hen is het boodschappen doen. Om dit uit te kunnen leggen moet ik eerst de soorten boodschappen specificeren.
1 De boodschappen om het boodschappen doen.
Je komt met niets thuis, na een halve dag winkels in en uit gelopen te hebben.
2 De nuttige boodschappen.
Etenswaren.
Kleding en schoeisel.
Was en reinigingsmiddelen.
3 Technische boodschappen.
Computer
Gereedschap
4 Kapitale boodschappen.
Bankstel
Bed
Eethoek
Auto
Categorie een is typisch voor vrouwen. Nummer drie voor mannen.
In de overige zitten raakvlakken voor beide seksen. Voorbeeld nummer twee: chocolade, bier.
Vrouwen hebben alleen een hekel aan mannenboodschappen, maar ze gaan toch altijd mee. Dat heeft een héél speciale reden. Ze doen dit om hun man te kunnen chanteren met hún boodschappen doen.
Voorbeeld: zaterdag, eindelijk een vrije dag.
“Ga je mee de stad in Klaas?”
“Waarom?”
“Even winkelen.”
“Wat wil je kopen?”
“Niets, zomaar.”
“Waarom wil je dan de stad in?”
“Wat heb ik nou verdomme gezegd.”
“Ik snap het niet, waarom moet je nou gaan winkelen als je toch niets wil kopen.”
“Voel jij je aangesproken Debby?”
“Echt niet.”
“Leugenaars. Mag ik weer?”
“Phoe, ga je gang.”
Ze weet nu dat ze verloren heeft. Dit is het moment om een van haar wapens in stelling te brengen. Ze is hier erg zuinig op, maar nu móét het, want ze weet dat hij in een dwarse bui is.”
“Kijk, nou komen we ergens, meneer is in een dwarse bui, dat herken ik dan weer wel héél goed.”
“Het is geen serieus verhaal.”
“Dat vind jij.”
“Dat vind ik, ja. Daar gaan we weer.”
“Ik ben vorige week nog met je naar die kutcomputer wezen kijken. Heb ik toen gezeurd tegen je?”
“Dat niet, maar het doorlopend op je horloge kijken, was wel een hint.”
Ze begint nu verongelijkt te kijken en hij weet dat hij verloren is.
“Oké dan, maar niet te lang.”
“Je bent een engel.”
Ze haalt opgelucht adem, ze heeft haar andere wapens niet in stelling hoeven brengen. Deze wapens zijn, dan gaan we na het boodschappen doen wat lekkers eten en ik wil ook nog even langs die lingeriewinkel.
U begrijpt wel wat ze daarmee bedoelt, neem ik aan.
Tot zover de uitleg over de verschillende soorten boodschappen en hoe de beide seksen hiermee omgaan. Hoe lang dit verschil tussen de seksen al bestaat, ga ik u nu vertellen.
Tijdstip:
50.000 jaar vóór de geboorte van Jezus. Die overigens een superhekel had aan boodschappen doen. Hoe ik dat weet? Even uw geheugen opfrissen.
In de tempel zaten allemaal kooplui weet u nog? Jezus gooide alle kramen omver en riep: “Dit is een huis van god en geen winkelcentrum.”
“Dat ga jij toch niet doen hoop ik.”
“Ben ik Jezus dan?”
“Soms doe je wél alsof.”
“Dank je Loes.”
Plaats: Een grot ergens in Frankrijk.
Meespelende: Rik, Bram, Brian
Beroep, man en jager
Puk, Joke, Debby
Beroep, vrouw en verzamelaarster
Tijd van het jaar: Herfst.
“Die namen moet je aanpassen, want ik wil niet dat je mijn familie en vrienden door het slijk haalt.”
“Dat doe ik.
Na een barre tocht vinden onze hoofdrolspelers een grot die aan hun eisen voldoet. Omdat ze zelf geen vuur kunnen maken hebben ze een zorgvuldig ingepakt stuk gloeiend hout en een tondel meegenomen. Hiermee steken ze een vuur aan, dat ze niet veel verwarmt, omdat er een gure wind de grot in blaast. Onder een deken van dennentakken brengen ze de nacht door.”
“Dennentakken! Die prikken als de hel.”
“Varens dan.”
“Veel beter.”
“De volgende morgen zitten Puk, Joke en Debby huiverend in hun berenvel bij elkaar. De mannen hebben het ook koud, maar dat laten ze niet blijken.
‘Wat een rotweer,’ moppert Debby.
‘Zullen we dingen gaan zoeken’ stelt Puk voor aan Joke en Debby.
‘Goed idee,’ beaamt Debby, ‘met die kerels hier valt toch niets te beleven.’
‘Zeg dat wel. Jagen, jagen, jagen is het enige waar ze aan denken.’
‘Moet je ze zien, ze zijn de rotstekeningen van de vorige bewoners aan het bestuderen,’ schimpt Puk.
De mannen kijken opeens héél geïnteresseerd naar de muur ze weten dat die dingen zoeken de hele dag gaat duren en dat ze eigenlijk mee moeten.
‘Gaan jullie nog jagen vandaag?’ vraagt Joke uitdagend, want ze weet dat er nog genoeg vlees is, dus de mannen kunnen mee dingen zoeken.
‘Vandaag niet, we hebben wel nog genoeg lesjes, maar we moeten wel de dieren nog bestuderen voor de volgende jacht, voegt hij er razendsnel aan toe. Anders waren we wel meegegaan.’
Joke, Debby en Puk kijken elkaar aan.
‘Stelletje eikels,’ stelt Debby vast, ‘kom meiden we gaan. Kusje mannen, tot straks’
“Héél herkenbaar.”
“Een beetje zelfspot mag er wel in, dacht ik.
‘Phoe. Dat scheelde niet veel.’
‘Daar hebben we vandaag geen last meer van.’
Brian wijst naar een tekening op de rotswand.
‘Dit model dier lijkt me wel wat.’
‘Afgesproken, daar gaan we morgen op jagen.’
Bij het naar buiten gaan voelen de meiden hoeveel wind er echt staat. Eigenlijk willen alle drie weer teruggaan de grot in, maar dat zou prestigeverlies zijn.
‘Waar gaan we eerst heen Puk?’
‘Naar het veld met de drie eiken dat we gisteren gezien hebben.’
Met hun mand in hun ene en een graafstok in de andere hand gaan ze op pad.
Bram is een moderne man. Hij begrijpt zijn vrouw een beetje, denkt hij. Daarom stelt hij voor om de grot comfortabeler te maken. Met stapels stenen, takken en dierenhuiden, maken ze de grot windicht. Op de vloer verspreiden ze dood gras en andere planten. Bram bekijkt hun werk tevreden: ‘Dat zullen de meiden wel lekker vinden.’
“Nu gaat hij nog kapsones krijgen ook, Debby.”
“Laat hem in die waan.”
“Het is maar een verhaaltje, zeurpieten.
‘He kijk, een slangenvel. Altijd handig.’
‘Waarvoor?’ vraagt Joke aarzelend aan Puk.
‘Eeeeh, je kunt hem om de pookstok doen.’
‘Wat slim van je, ik wil er ook een.’
‘Dan zoeken we er ook een voor jou.’
De hele dag zijn ze bezig en ze vinden ook een slangenvel voor Joke. Debby vindt tijdens het zoeken ook een bijzondere steen.
‘Moet je kijken, ik heb een glinstersteen gevonden.’
De steen is een stuk Pyriet, maar dat weten ze natuurlijk niet.
Opgewonden en een beetje jaloers bekijken de andere vrouwen de steen.
‘Weet je wat, thuis splijten we hem in drieën dan hebben we allemaal een stuk.’
Met een mandje zwarte bessen, slangenvellen en hun steen komen ze bij de grot aan, waar de mannen liggen te snurken.
‘Meiden kijk nou, ze hebben de grot dicht gemaakt, wat geweldig. Dat is vast een idee van Bram.’
Voor de tweede keer die dag, zijn Puk en Joke jaloers op Debby.
“Krijg ik toch nog een veer in mijn kont gestoken.”
“Lief hé.”
‘Ze stappen de grot binnen waar het hooi en de andere planten heerlijk aan hun voeten voelt.
Debby is zo zeker van haar zaak dat ze tegen Bram zegt: ‘O, Bram wat een geweldig idee.’
‘We hebben het met zijn drieën gedaan,’ sust Bram een opkomende ruzie.
Met de opmerking: ‘Moet je kijken wat we gevonden hebben,’ doet Puk een desperate poging om Rik iets leuks tegen haar te laten zeggen.
‘Een slangenvel, wat moet je dáár nou mee,’ moppert Rik.
‘Nou, om de pookstok doen.’
‘Je gebruikt dat ding één keer en dan slingert hij in een hoek van de grot.’
Ze weet dat hij gelijk heeft, maar dat kan haar niets schelen.
“Moet ik die computer van je in de put gooien.”
“Sst, Debby, het wordt spannend.”
‘Hoe vind je mijn glinstersteen Bram?’
‘Héél mooi Debby.’
‘Waar is het voor, vraagt hij voorzichtig?’
‘Nergens voor, hij is gewoon mooi.’
‘Dat is leuk.’
Een waarschuwende blik van Bram zorgt ervoor dat Rik en Brian niet in lachen uit hun berenvel barsten.
‘En hebben jullie al uitgezocht waar jullie morgen gaan jagen’ informeert Debby.
‘Bij de rivier op dit dier.’
‘Lijkt me lekker.’
Die avond wordt Bram uitgebreid beloond door Debby vanwege zijn belangstelling voor haar steen en het dichtmaken van de grot. Brian en Rik zijn een beetje jaloers op hun moderne vriend. In de nacht voltrekt zich een drama in de grot, het vuur gaat uit.
De volgende morgen breekt er een goed georganiseerde en gecontroleerde paniek uit. Tegenwoordig heet dit crisismanagement. De hoeveelheid voedsel wordt gerantsoeneerd omdat ze niet weten hoe lang het gaat duren voor ze weer vuur hebben gevonden. Debby pakt uit verveling en frustratie haar mooie steen en een stuk steen uit de grot om hem in drieën te splijten. Met een krachtige klap raken de twee stenen elkaar. Het effect is letterlijk wereldschokkend, er spatten grote vonken uit de glinstersteen. Een van die vonken laat een stukje hooi even gloeien. Verbaasd kijken ze ernaar. Puk roept uit: ‘Jezus, Maria en Josef!’
Door deze opmerking is aangetoond dat vrouwen uit een parallel universum komen. Bram pakt een stuk tondel en vraagt aan Debby om het daar boven weer te doen. De tondel staat na drie keer proberen in brand. Van vreugde dansen ze om het vuur heen, wat een rage wordt over de hele wereld.
De volgende morgen pakken Bram, Rik en Brian hun jachtspullen en gaan op pad. Zonder aarzelen lopen ze naar de rivier en bekijken het wild waar ze op willen jagen.
‘Dat is een goed exemplaar,’ wijst Rik naar een zwarte Moeflon.
‘Nee, die bruine is mooier en hij heeft ook grotere hoorns.’
Ze kibbelden een tijdje en de keus valt op een lichtbruine Moeflon met grote hoorns en héle brede voeten. Ze doden de Moeflon en gaan rechtstreeks huiswaarts.
“Is dat een metafoor voor mannen die na hun werk rechtstreeks naar huis gaan?”
“Yep.”
De vrouwen zijn die morgen op pad gegaan om een trouw cadeau uit te zoeken voor Laila van de naburige stam. Ze lopen in de rivierbedding op zoek naar een maalsteen en een holle steen om in te malen. Dat cadeau hebben ze uit de stapel bladeren gehaald die de symbolen zijn voor de dingen die Laila vraagt.
‘Moet je kijken’ roept Puk enthousiast, ‘wat een mooie.’
‘Hij is wel mooi, maar we gaan ook nog even bij de andere rivieren kijken,’ beslist Debby.
Puk schaamt zich een beetje voor haar enthousiasme bij de eerste de beste steen die ze ziet.
‘Natuurlijk gaan we verder kijken,’ verontschuldigt ze zich.
Na vier rivieren afgezocht te hebben komen ze tot de conclusie dat de eerste steen die Puk gezien heeft toch de mooiste is.
‘We hebben ons best gedaan,’ concludeert Joke, ‘kom op naar de eerste die Puk heeft gezien.’
Volkomen gelukkig lopen ze met hun verzameling terug naar de grot. Even later arriveren de mannen met hun Moeflon. Het wordt een gezellige schranspartij.
Wat vinden jullie ervan?”
“Ik zou het maar niet door de rest van de familie laten lezen.”
“Die zien de flauwekul er wel van in.”
“Ik help je het hopen.”
“Bram, ik vind het wél grappig.”
“Dank je Loes, je bent een engel.”