De eerste keer
We mogen voor de eerste keer op onze drie weken oude kleindochter Rosie passen. Ze blijft ook slapen, wat oma geweldig vindt, ik een beetje eng. Om acht uur ’s morgens wordt ze gebracht. We zitten met zijn drieën volkomen gelukkig te zijn. Haar meest opvallende activiteiten zijn op dat moment, slapen en mooi zijn. Redelijk op schema wordt ze wakker en het serieuze ‘opasen’ en ‘omasen,’ twee door mij bedachte werkwoorden, begint. Ze krijgt de fles van oma en ik mag dan met de kleine, met haar hoofdje op mijn schouder, heen en weer lopen om de boertjes eruit te halen. Terwijl ik haar voorzichtig kleine kusjes op haar hoofd geef en haar heerlijke babygeur opsnuif, fluister ik volkomen onzinnige taal in haar oortje. Met mijn hand over haar ruggetje wrijvend voel ik een klein boertje gaan.
“Goed zo, dat ruimt lekker op,” beloon ik haar.
“Bwap,” klinkt het oorverdovend.
Ik hóór haar denken, dát ruimt pas op oude sukkel. Van mij mag ze, want ze heeft gelijk. Oma neemt het over en we gaan een schone luier aan doen. Ik zit op een stoel bij de tafel om haar zogenaamd vast te houden, in werkelijkheid kan ik gewoon mijn ogen niet van haar afhouden. Oma verwijdert de met groengele smurrie vervuilde luier. Met natte doekjes wordt ze gereinigd en ingesmeerd met een voor mij onbekende pasta uit een potje. Oma loopt al de héle ochtend te popelen, om haar aan zoveel mogelijk mensen te laten zien. We gaan met de kleine in de wagen een rondje lopen. Ze treft het want de buurvrouw van de ene kant staat te praten met de buurman van de andere kant over en met hun wederzijdse honden. Alle echtgenoten en nog aanwezige kinderen worden erbij gehaald en ze vinden haar uiteraard allemaal een schatje. We lopen een paar kilometer en komen bij het kleine winkelcentrumpje waar we meestal onze boodschappen doen. De meisjes uit de drogisterij zien ons aankomen en stormen op de wagen af met de kreet: “Daar is ze dan eindelijk.”
Deze nogal ongebruikelijke omgang met het drogisterij personeel komt omdat mijn vrouw en ik altijd even tegen ze jennen en met ze kleppen als we daar zijn.
Hoe dat gaat zal ik in een voorbeeld vertellen. Mijn vrouw had een filmrolletje weggebracht om te laten ontwikkelen. Na twee dagen ga ik ze ’s morgens vroeg halen met een oude joggingbroek en T-shirt aan. Ik loop de winkel in en zeg: “Morsig oud mannetje komt winkel binnen en vraagt…”
Het meisje aarzelt geen seconde en zegt: ”Zijn de foto’s er al?”
Ze waren er en ze zegt: “Laat ze maar snel aan dat morsige oude vrouwtje van je zien.”
Een uitstekende manier om een dag te beginnen.
Klanten maken een eind aan het feest en we vervolgen onze weg naar het centrum van onze prachtige stad Schagen. Als lunch, rukken we bij de Febo een bamibal uit de muur, smikkelend lopen we verder.
Thuis gaat Rosie weer verder met eten, slapen en boeren. Om negen uur ‘s avonds heeft ze een wakkertijdje en ze zit bij oma lieve kreungeluidjes te maken. We verbeelden ons dat ze heel bewust naar ons lacht. Voor de derde keer die avond belt mama of alles naar wens gaat. Ik lach haar uit en zeg: “Smoesjes, je belt om jezelf gerust te stellen.”
Lachend geeft ze het toe, de engel.
“Geniet maar lekker, alles gaat goed hier,” stel ik haar, volkomen overbodig, gerust.
Om tien uur begint Rosie honger te krijgen. Dat kunnen we zien omdat ze op haar vuistje knaagt en huilt. Het is nog te vroeg volgens het schema wat mama probeert aan te houden. Wat ik vroeger bij mama deed doe ik nu bij Rosie, we gaan samen door de kamer lopen. Ze valt op mijn schouder in slaap. Voorzichtig leg ik haar in de wagen en ze is direct weer wakker. Nu is er geen houden meer aan en ze begint, volkomen terecht, te brullen. Zo snel mogelijk maakt oma de fles en gulzig begint ze te drinken. Na een paar slokken is de ergste honger weg en valt ze prompt in slaap. Oma zet door en krijgt toch de hele fles erin. Ik word daar bloednerveus van en had het al veel eerder opgegeven. Nog even samenlopen om te boeren en dan naar bed. De wagen, waarin ze slaapt, wordt naar boven gemodderd en we gaan allemaal liggen. Er klinkt een licht gemopper uit de wagen. Oma gaat erheen en doet haar speentje weer in. Weer klinkt het gemopper, weer de speen, weer gemopper. Daar gaat mijn nachtrust, denk ik. Het is inmiddels twaalf uur en oma tilt haar uit de wagen. Even overleggen we wat te doen bij ons in het bed tot ze slaapt of blijven proberen. Dan klinkt het bekende: “Bwap.”
Ze gaat weer in de wagen en wordt de volgende morgen om kwart voor zes wakker. Ze krijgt de fles en een schone luier en we vallen tot kwart voor negen weer in slaap.
Mama belt en oma vertelt hoe ze geslapen heeft. Ik hoor de jalousie knetteren aan de andere kant van de lijn en mama moppert: “Bij ons wordt ze ‘s nachts altijd een paar keer wakker.”
Van oma krijg ik de opdracht om het babybadje van zolder te halen en schoon te maken. Terwijl oma Rosie uitkleedt, vul ik haar badje. Ze is er gek op en met haar kleine armpjes en beentjes lijkt ze te willen gaan zwemmen. Ik maak ondertussen een serie foto’s. Ze wordt door oma aangekleed en krijgt de laatste fles voor haar mama, die niet langer kan wachten, haar komt halen.
Het paradijs is dichter bij dan je denkt.