De spin en de schommel
De vier jaar oude Rosie en ik zijn in de speeltuin. Tussen de kettingen van een van de schommels, hangt een spinnenweb en zijn bouwer.
“Ieuw! een spin,” klinkt het vol afgrijzen.
“We nemen de andere schommel wel, laat die spin maar zitten,” stel ik voor.
Dat dit niet naar haar zin is, zie ik direct.
“Waarom?”
“Dan kan hij muggen vangen.”
Ze heeft een nog veel grotere hekel aan muggen dan aan spinnen, dus ik denk, ik heb het probleem spin nu opgelost; niet dus.
“Hoe vangt hij muggen dan?”
Al mijn, zeer beperkte, kennis over biologie, kan ik nu in dat leuke koppie stampen. Aan het einde van mijn uitleg zeg ik: ”Bedank de spin maar dat hij al die muggen vangt die jou nu niet meer kunnen steken.”
“Bedankt spin voor het vangen van de muggen,” zegt Rosie braaf, maar zonder bezieling.
Ze blijft naar de spin staan kijken, waardoor ik een zéér sterk vermoeden krijg dat die nog niet veilig is.
Plotseling pakt ze de kettingen van de schommel en schud ze heen en weer.
“Ga van mijn schommel af,” klinkt het boos.
“Wat doe je nou?” roep ik verbaast.
“Het is mijn schommel en hij moet eraf.”
De spin is op de grond beland en begint weg te lopen. Rosie pakt een takje en houdt dat bij de spin.
“Wat doe je,” vraag ik.
“Ik vind het zielig en ga hem een ander plekje geven.”
“Dat vind ik lief van je,” slijm ik.
De spin heeft hier heel andere gedachten over en weigert op het takje te klimmen. Rosie is het type volhouder, waardoor haar acties enigszins driester worden. De spin is ook een volhouder zie ik. Nu begin ik terecht voor het leven van de spin te vrezen.
“Laat hem nou maar,” probeer ik te laat.
“Hij is dood opa.”
Ze is hier bedroefd over zie ik, wat een goed teken is maak ik mijzelf wijs.
“Zullen we hem begraven opa?”
“Dat is een goed idee.”
We nemen het stokje met de spin erop gespietst naar de bosjes, waar we hem onder bladeren begraven. Tevreden over haar actie gaat ze op de schommel zitten en vraagt blij: “Opa, wil je duwen.”