Kim en het Engelse dropje
Hoewel koerieren mijn werk is, ga ik die dag met veel tegenzin naar mijn opdrachtgever in Amsterdam om te laden.
Met een aantal pakjes ga ik op pad. Om vier uur geef ik mijn laatste boodschap af in Maastricht.
Dan ben ik vanavond om zeven uur thuis, lekker op tijd om nog even iets leuks met Kim, mijn kleindochter, te doen, denk ik.
Net buiten de stad wordt het noodweer. Er ontstaat een file met hier en daar een korte onderbreking van Eindhoven tot Amsterdam.
Om kwart over negen rij ik, behoorlijk gedeprimeerd, bij Utrecht. Nu is Kim, al in bed, mopper ik met veel zelfbeklag.
Regen en file. File en regen. De telefoon gaat, mijn vrouw vraagt: “Waar zit je ja?”
Ze vraagt dit altijd lief en met medelijden in haar stem. Weg is mijn dip.
“Bij Utrecht in de file.”
“Kimmie, heeft een zak snoep gekocht. Daar zat een Engels dropje in. Ze heeft het op de kamerkast gelegd.
‘Die is straks voor opa, daar is hij gek op.’ zei ze.”
Vijftien jaar later kan ik hem in gedachten nog proeven.