De moslima en de brief
Af en toe krijgt een alledaagse gebeurtenis iets magisch.
In juli 2001 ben ik koerier. Mijn laatste opdracht voor die dag is een brief bij een kantoor in Amsterdam ophalen en naar Brugge in België brengen. Om zeven uur moet ik mij daar melden. De deur is open en ik loop naar binnen. Een jonge moslima, is bezig papieren te sorteren. Ze geeft mij een seintje om naar haar toe te komen.
“Sorry, de brief is nog niet klaar.” zegt ze.
“Geeft niet, dat gebeurt zo vaak,” stel ik haar gerust.
Ik ga op een stoel zitten en kijk naar haar. De gratie waarmee ze beweegt is fascinerend om te zien. Het beetje zwarte haar wat onder haar hoofddoek is ontsnapt, kleurt door het kunstlicht af en toe zwart en dan weer donkerblauw. Haar figuur moet wel mooi zijn om zoveel gratie in haar bewegingen te krijgen. Telkens kijkt ze naar me en ze verontschuldigt zich dan. Ik denk: meisje wees niet zo onzeker, ik word niet boos of ongeduldig. Haar grote donkergroene ogen met bruine spikkels erin stralen, ondanks het verontschuldigen, iets ondeugendst en uitdagends uit.
De bewonderende manier waarmee ik haar bekijk, stelt ze duidelijk op prijs zie ik. In haar soepele bewegingen is ook een ingehouden drang naar vrijheid verborgen. De onderdrukking van de persoonlijke vrijheid van zoveel vrouwen als zij, is op haar gezicht af te lezen. Ik vind het vreselijk om te zien. Het schichtige om zich heen kijken of niemand ziet hoe we naar elkaar kijken, verraad de angst voor het onzinnige gezag wat ouders, broers, neefjes, imams, over haar meent te moeten uitoefenen. Het doet me denken aan mijn jeugd, waar de katholieke kerk mij op dezelfde manier domineerde. Ik zie haar, in gedachten, dansen op een strand bij een kampvuur. Gekleed of ongekleed zoals zij dat wil en niemand, maar dan ook niemand, heeft het recht haar dat te ontnemen. Ze vraagt: ”Ga je het nu zelf naar Brugge brengen?”
In haar vraag klinkt, ik wil mee, gewoon omdat ik dat wil zonder bijbedoelingen. Zonder dat iemand zegt dat het niet hoort of dat ik daarom een hoer ben. Ik wil niets met je, alleen mezelf zijn dat kan bij jou, dat voel ik.
“Jazeker.”
Ik kijk haar aan en vertel met mijn ogen, je mag mee, gewoon omdat jij het wil, omdat we veel zullen lachen om alles en iedereen.
“Zo ik ben klaar,” zegt ze.
Jammer denk ik. Ze geeft me de envelop en we kijken elkaar een ogenblik aan. Even is ze vrij, even is er geen alziend oog, even is ze zichzelf. Gewoon een leuke knappe griet. Mijn bewondering voor haar als volwaardig mens ziet ze aan me, ze is er blij mee. Ooit komt het goed denk ik, vecht je vrij, samen met al je zusters.