Mijn onweer deel 3
Een van de leveranciers van mijn ouders was de man die de, verse, melk bezorgde. Uit zijn tankwagen werden de melkbussen van mijn vader gevuld. Na zijn bezorgronde mochten mijn broer en ik soms mee, om de melktank bij de melkfabriek in Stompetoren schoon te maken met oververhitte stoom. Mijn broer mocht soms, op de rechte weg, sturen naar de melkfabriek. De chauffeur ging zo ver mogelijk tegen de deur zitten, waardoor mijn broer bijna recht voor het stuur zat. Tijdens de rit kwamen we, bij grote drukte, drie auto’s tegen.
Wij keken hoe de bij de boeren opgehaalde melk, in melkbussen, in de fabriek werd gelost. Het lawaai van de melkbussen en de spoelmachine was voor mij boeiend. Dit was een afwijking begreep ik later. Op de kermis stonden er enorme generatoren die stroom opwekten voor onder andere de achtbaan. Voor zover ik mij kan herinneren vond ik dat het mooiste van de kermis. Heel lang kon ik naar de razende machines staan kijken en luisteren.
We bezochten onze vader die in de fabriek aan het werk was. Hij liet ons de rest van de fabriek zien, waaronder de kaasmakerij. De kaas was een specialiteit van mijn moeder. Klanten van andere melkboeren kwamen bij haar kaas kopen. De restjes bewaarde mijn moeder om regelmatig macaroni met kaas, mijn lievelingseten, te maken.
Op een avond mocht ik weer meerijden naar de fabriek. Mijn oudere broer was deze keer niet mee, in zijn plaats was mijn zuster mee. Mijn vader werkte die dag niet, daarom bleven we in de melkwagen wachten tot hij schoon was. Boven Alkmaar zagen we het onweren. Door de grote afstand hoorden we de donder niet. Uitkijkend over het platteland genoten we van de tekeningen die de bliksem in de lucht maakte. Mijn angst voor het onweer verdween hierdoor. In plaats daarvan heb ik er ontzag voor. De pijn aan mijn oren door de donder is er na 66 jaar later nog steeds.