Mijn onweer deel 6
De volgende tien jaar was er geen indrukwekkend onweer meer. In die periode leerde ik mijn vrouw kennen en kregen we twee kinderen. Tijdens het volgende onweer waren we op vakantie met de kinderen van vier en drie jaar oud. We hadden, in 1977, een houten huisje gehuurd op een kleinschalig vakantiepark. De tocht met de nachtboot van Kiel naar Göteborg, was een vakantie op zich. Door de patrijspoort zagen we de wereld, langzaam, aan ons voorbij gaan, tot het tijd werd om te slapen. Uitgerust reden we van Göteborg naar Hjo.
Bij het huisje aangekomen moesten we wel onze verwachtingen aanpassen. Het toilet bijvoorbeeld, was buiten in een houten hokje. Hier was een bankje met een gat erin, waar je op moest zitten. Onder het gat stond een stalen bak met een plastic zak erin. Bij mijn opoe was het vroeger een hosje aan het huis vast met een plank en een gat waar een ton onder stond. Regelmatig werd die ton geleegd door de tonnenmannen, zoals wij ze noemden.
De eigenaar legde uit dat hij één keer in de week de zak kwam vervangen. We vermaakten ons met zwemmen, wandelen en leuke dingen bezoeken. We kwamen tijdens een rondrit bij een houtzagerij terecht. De fabriek lag in de bossen, dicht bij hun grondstoffen. We namen een paar foto’s en reden verder.
Overdag hadden we gezwommen in het Vättern meer. Ellie, mijn vrouw, had macaroni gekookt op het tweepits butagasstelletje. Na het eten maakte we een wandeling over het terrein. De kinderen speelden met hun vriendjes bij een van hen thuis. Om een uur of negen zaten we met zijn vieren televisie te kijken, naar een concert van Cornelis Vreeswijk. Zodra het even stil was hoorden we een bekend gerommel in de verte.
“Nee he,” mopperde Ellie.
De tv en het licht ging heel even uit. We staken een kaars aan. Het licht en de tv ging weer aan en de kaars uit. Cornelis had plaatsgemaakt voor John Denver. ‘Haai Calypso’, was toen een grote hit. Wij zongen allemaal mee tot het licht weer uitging. We zagen nu ook een flits. Automatisch telden we de seconden om te schatten hoe ver weg de bui was. Boem, na drie tellen.
“Die is dichtbij.”
Bij iedere bliksem ging het licht uit. De kaars lieten we nu branden.
Een paar flarden van het liedje hebben we meegekregen voor het licht uit bleef. We zijn naar bed gegaan en de kinderen in hun stapelbed, in de enige slaapkamer van het huisje. Daar hebben we het onweer uit laten razen.