De reiniging van de aarde
New York, 25 december 2???
Sifare ligt in een van de krottenwijken van New York te slapen. De kakkerlakken en de ratten zijn ondertussen ongestoord op zoek naar iets eetbaars.
Na het sluiten van de smerige fastfoodtent heeft haar baas, met zijn vette worsthandjes, geprobeerd haar aan te randen. Met grote moeite heeft ze hem van zich af kunnen houden.
“Donder maar op! Je hoeft morgen niet terug te komen preutse trut,” schreeuwt hij.
Met een volkomen misplaatst gevoel van vreugde is ze naar haar krot gegaan en direct in slaap gevallen.
Het eerste wat ze in haar slaap hoort is een steeds herhalende oproep: “We zijn terug, we zijn terug, we zijn terug.”
Met een schok is ze wakker en zit rechtop in bed. Driftig wrijft ze haar lange, haren uit haar gezicht. Deze mooie haren heeft ze van haar oma, een volbloed, Sioux indiaanse geërfd.
Langzaam dringt het tot haar door dat ze niet droomt, de oproep gaat gewoon door. De stem wordt af en toe onderbroken door een andere met korte berichten zoals: “Ga naar de bruine bergen van je voorouders.”
“Opa!” Schreeuwt ze, onverstaanbaar door een opdringende snik.
Haar diep verborgen indianen instincten komen tot leven en ze begint in haar schimmelpaleis, wat de huisbaas zo mooi als eenpersoonsflat heeft aangeduid, aan een vreugdedans terwijl ze zingt: “Ze komen, ze komen, ze komen.”
Uiteraard wordt er direct op de kartonnen scheidingswand gebonkt en geroepen: “Stilte godver…”
Ze schiet in de lach en stopt haar dans. Straks kan ik zoveel dansen als ik wil, denkt ze.
Het is midden in nacht, ze gunt zich toch geen tijd meer om verder te slapen. Ze kijkt om zich heen en overdenkt wat ze mee zal nemen. Een paar foto’s, haar lievelingsboek en wat kleding pakt ze in een kleine koffer. Ze heeft een klein beetje geld gespaard. Meer heeft ze niet nodig besluit ze. Ze trekt haar jas aan en gaat de straat op, om naar de bruine bergen, waar haar opa vol vuur over heeft verteld, te gaan. Ze is de straat nog niet uit of ze ziet nog twee mensen lopen. Ook zij zijn geroepen. Dat voelen ze aan van elkaar door telepathie, hun lang verwaarloosde manier van communiceren.
Een taxichauffeur ziet drie mensen midden in de nacht met de armen om elkaar heen een vreugdedans maken. Stelletje idioten, gaat het door hem heen.
Ze lopen gezamenlijk, zingend verder. Uit een steegje komt een kleine zwarte man de straat op lopen. Hij is niet van indiaanse afkomst maar hij hoort wel bij hun, dat voelen ze.
“Waar moet je heen?”
“Naar Australië, ” antwoordt de man.
“Goede reis.”
“Dat kan niet, ik heb geen geld.”
Ze kijken hoeveel geld ze bij zich hebben en houden wat ze nodig hebben voor hun reis naar de bruine bergen, ze geven de rest aan de kleine zwarte man. Het is wel niet genoeg, hij weet nu dat hij niet alleen is en dat anderen hem en elkaar gaan helpen. Overal in de wereld herhalen zich deze taferelen. Alle mensen die de oproep hebben gekregen, helpen elkaar naar hun bestemming. De kranten schrijven erover en vragen aan de mensen waarom ze op reis gaan. Niemand vertelt de waarheid, dat is strikt verboden door de stem. Ze vertellen dat ze op reünie gaan om met elkaar te zingen en te dansen.
Op slechts 24 uur reizen van de aarde zitten de commandanten van de vloot bij elkaar.
Het hoofd van de missie spreekt ze voor de aanval nog één keer toe.
“Beste vrienden we zijn hiernaartoe gekomen om een vreselijke maar onvermijdelijke missie uit te voeren. We hebben van de aarde een paradijs gemaakt door de bestaande monsters, zoals dinosauriërs, uit te roeien en de natuur een kans te geven om zoogdieren verder te laten ontwikkelen.
Hieruit is een, vrijwel identiek aan ons, mensenras ontstaan. We hebben onderzocht of dit ras gemengd kan worden met de bewoners van de vergane planeer Orion. Dit was mogelijk, helaas zijn daarbij kapitale foute gemaakt waardoor de mutanten ontstonden.
We hebben een paar keer op het punt gestaan terug te keren om ze uit roeien. Het leek ons niet nodig, de snelheid waarmee de mutanten het paradijs vernietigen is zo groot dat we dachten, ze roeien zichzelf uit.
Dit had ook wel op korte termijn gebeurt, maar er ontstaat een ander probleem. Ze beginnen pogingen te doen om het heelal in te gaan. Deze pogingen, hoe onzinnig en kleinschalig ook, kunnen we niet toelaten, door hun destructieve neigingen, zijn ze gewoon te gevaarlijk.
Een ander voordeel van deze actie is dat straks de aarde, met onze vrienden daar en een aantal vrijwilligers van hier, vrij eenvoudig weer bewoonbaar worden gemaakt kan worden.
Op 25 december starten we de aanval. Op die dag wordt op aarde de geboorte van de man, die geprobeerd heeft ze voor de laatste keer te redden, herdacht. Als ze naar hem geluisterd hadden hoefden wij ze nu niet te vernietigen; maar dat terzijde.
En zo geschiede.
Een aantal ruimteschepen vertrekt naar de aarde om de gewaarschuwde mensen op te halen. Aan boord van de vloot is al voldoende materiaal en dieren aanwezig om later de aarde weer bewoonbaar te maken.
Binnen 24 uur vernietigen de vier, met uiterste precisie gerichte meteoren, negenennegentig procent van de mutanten en ander leven op de aarde. De rest van de mutanten is zo snel mogelijk opgespoord met gedachtelezers en vernietigd.
De vrijwilligers voegen zich met de meegebrachte hulpgoederen bij hun soortgenoten om gezamenlijk de aarde weer bewoonbaar te maken.
Tweehonderd jaar later grazen enorme kuddes bizons op de grasvlakten. De zeeën puilen uit van de vis en de oerwouden geven hun zuurstof en medicijnen aan de oorspronkelijk bewoners, zij die het gecreëerd hebben en er zuinig op zijn.
Om het jaar is het traditie om naar de ruïnes van New York te gaan. Daar herdenken ze hun voorouders, waaronder Sifare, die hier geboren is. Op haar tocht naar de geboorteplaats van haar voorouders, is Kiona vergezeld door haar kinderen en een aantal andere stamleden die ook voorouders hebben uit die plek.
Klauterend over de, door de natuur bijna helemaal overwoekerde, hopen puin bereiken ze het plekje waar Sifare haar boodschap: “Ga naar de bruine bergen,” kreeg.
“Mam, waarom heeft opa een hekel aan de mutanten?”
“Vraag het hem zelf maar.”
“Opa! Opa!”
“Zeg het eens, kleine druktemaker.”
“Waarom heb jij een hekel aan de mutanten?”
“Dat is een lang verhaal. Deze winter zal ik je alles vertellen en je de plek laten zien waar ik dingen van de mutanten bewaar. Een paar eigenschappen zal ik je vertellen dan kan je daar alvast over nadenken.”
Ze beginnen hand in hand naar de zee te lopen, daar eindigen ze altijd hun tocht naar de geboorteplaats.
“Hebzucht is er een van.”
“Wat is dat opa?”
“Méér willen hebben dan een ander.”
“Hoe kan je nou méér willen hebben, alles wat we hebben is toch voor iedereen.”
“Bij ons wel, maar bij de mutanten niet, zij namen spullen van andere mutanten. Zo waren er mutanten die héél veel meer, meestal volkomen nutteloze dingen, hadden dan anderen en zij speelden de baas over de andere mutanten. Er waren mutanten die honger leden en geen huis hadden terwijl anderen alles hadden en een heleboel grote huizen.”
Yusta begint te huilen.
“Waarom huil je?”
“Ik vind het zielig voor de mutanten die niks hadden,” snottert ze.
Teder veegt hij met zijn duimen de tranen weg.
“Huil maar niet, ze zijn er nu niet meer. Ze konden ook leuke dingen, ik zal je er een vertellen.”
Weg was het verdriet, maar niet helemaal.
“Liegen.”
“Wat is dat?”
“Ehhh! Ze deden iets en zeiden dan dat ze het niet gedaan hadden.”
“Dat bestaat niet,” klinkt het gedecideerd.
“Onze voorouders noemden het, met gespleten tong praten.”
Haar lach schalt door de vrieskou.
“Dat moet ik tegen mijn moeder zeggen.”
“Mam! Opa zegt dat de mutanten met een gespleten tong praten, dat kan toch niet?”
“Jawel hoor, ze beloofden onze voorouders om ons eigen land, eerlijk te verdelen tussen de mutanten en ons. Telkens braken ze hun beloften en stalen ons land.”
“Wat ben ik blij dat ze weg zijn,” zngt de kleine Yusta en huppelt blij naar haar vader om haar nieuwverworven kennis met hem te delen.
Haar vader tilt haar op: “Wat heeft opa je allemaal verteld?”
De oude man ziet de liefde en het respect van de vader voor zijn dochter. Op dat moment besluit hij om de ontdekking die hij gedaan heeft, in een goed bewaard gebleven gebouw van de mutanten, niet door te vertellen en alle afbeeldingen en geschriften te vernietigen.
Elke stam heeft een kennisdrager in zijn midden. Als enige in de stam kunnen zij het schrift van de mutanten lezen, dit gaat van vader op zoon, of een door hem gekozen opvolger doorgegeven. Op een dag is hij afbeeldingen uit het gebouw aan het halen om aan de kinderen te laten zien. Hij pakt een stapel bijna vergane boeken om te kijken wat erin staat. Achter de boeken ziet hij een klein kistje staan. Hij opent het kistje en er ligt een sleutel in. Misschien past hij op de gesloten deur. Deze deur is van een oude kluis die ze ondanks al hun pogingen niet open krijgen. Inderdaad past hij. Met zijn, met bizonvet gevulde lamp, schijnt hij in de ruimte. Het enige wat er staat is, een tafel, een stoel en een plank vol met boeken en mappen. Voorzichtig pakt hij een boek van de plank en slaat het open. Met een gil van walging laat hij het vallen.
Op de foto staat een volwassen mutant een angstig kijkend kind seksueel te betasten. Hij strompelt naar buiten en gaat in het gras zitten. Zijn hersens bonken in zijn hoofd.
Dit kan niet waar zijn denkt hij. Ik droom, kinderen zijn het heiligste wat er bestaat op aarde.
Na een half uur is hij weer in staat om de kamer in te gaan, hij moet weten waar de mutanten toe is staat zijn geweest. Hij leest verhalen over mutanten die kinderen misbruiken en rijke mannen die over de wereld reizen om ook in andere landen hun ziekelijke lusten bot te vieren. Uit de overleveringen weet hij dat dit soort papieren door iedereen gelezen kunnen worden. En toch heeft niemand ingegrepen om de kinderen te beschermen. Zijn afschuw over de mutanten is vanaf dat moment zo groot dat hij een tijd niet over ze kan praten. Hij ontwijkt de vragen van de kinderen. Zijn dochter voelt dat er wat aan de hand is.
“Pap wat is er met je?”
“Ik heb een afwijking ontdekt van de mutanten die zo vreselijk is dat ik er met niemand over kan praten.”
Bezorgd kijkt zijn dochter hem aan en hij vervolgt:
“Maak je geen zorgen, ik heb even tijd nodig om eraan te wennen,” stelt hij haar gerust.
Lang heeft hij getwijfeld om het zijn opvolger, die hij de kunst van het lezen aan het bijbrengen is, te vertellen.
Op die mooie winterdag in, wat ooit New York was, besluit hij het niet te doen.
Drie dagen later is hij alleen naar het gebouw gegaan en alles uit de kamer zorgvuldig verbrand.
Zo blijft er nog een héél klein beetje respect voor de mutanten bestaan is zijn redenering.